Is het nu prins Pils of Prins Pils? Vooral bij namen en functies wordt er getwijfeld over het gebruik van de hoofdletter. Ook andere situaties zijn soms lastig. Schrijf je “ ’T is toch takkenweer” of “ ’t Is toch takkenweer”? En is het “Zuidoost Azië” of “Zuid-Oost Azië”?
Gelukkig zijn er duidelijke regels voor en zo moeilijk zijn die niet. We hebben ze voor je op een rijtje gezet en ze voorzien van verschillende voorbeelden. Steek er even een paar minuutjes tijd in en je hebt het belangrijkste onder de knie.
1. Begin van de zin
Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin. Het maakt een tekst begrijpelijk en het voorkomt een brij van woorden.
- Vanavond hebben we teamuitje. We gaan er eens flink tegenaan.
Als een zin begint met een afgekort woord, krijgt het eerstvolgende woord de hoofdletter.
- ’s Avonds is het daar een dooie boel
- ’t Is een samengeraapt zooitje
- ‘k Heb er de kracht niet voor
Maar als een zin begint met een cijfer of een symbool, dan schrijf je geen hoofdletter.
- 29 kinderen? Dan is die vrouw dus 30 jaar zwanger!
- % betekent “procent”
2. Namen van personen
Bij voor- en achternamen en voorletters schrijf je een hoofdletter. Zoals Annelies Marjolein Batink, Jan van Dam, H. de Jong.
Als er in een naam een tussenvoegsel staat zonder voorletter of voornaam, dan krijgt dat tussenvoegsel ook een hoofdletter: Dhr. De Zak, mevrouw Ten Cate.
3. Organisaties, merken en producten
Ook de namen van organisaties, merken en producten schrijf je met een hoofdletter.
- Amnesty International, Bona, Ford Ka, USA, VN
Soms gebruiken organisaties een eigen spelling: PvdD, iPhone, FreeBees. Die spelling neem je gewoon over.
4. Historische gebeurtenissen en feestdagen
De namen van historische gebeurtenissen en feestdagen hebben een hoofdletter.
- de Tweede Wereldoorlog, de Slag bij Waterloo, de Beeldenstorm
- Kerstmis, het Suikerfeest, Koningsdag, Moederdag
Alleen bij een samenstelling met feestdagen schrijf je kleine letters. Dat geldt ook voor gewone kalenderdagen en –periodes.
- paasdagen, kerstboom, vaderdagcadeau
- zomer, herfst, december, donderdag, middeleeuwen, klassieke oudheid
5. Aardrijkskundige begrippen
Je schrijft een hoofdletter bij namen van landen, steden en rivieren, volken en talen:
- Nederland, Groningen, de Maas, Franse kaas, Spaanstalig, de Britten
Als het om een windrichting gaat, schrijf je een kleine letter. Maar als de windstreek onderdeel is van een land, werelddeel etc. gebruik je wel een hoofdletter! En twee windrichtingen aan elkaar vormen samen een woord. Dus:
- In het uiterste noorden van Scandinavië wil niemand wonen
- De oostelijke wind waait stevig
- Zuid-Duitsland, Noord-Brabant, Westelijke Jordaanoever, Zuidoost Azië
6. Religieuze begrippen
De begrippen die bij een cultuur of een religie behoren, schrijf je niet met een hoofdletter.
- christendom, jodendom, islam, boeddhisme
- hij is een christen, zij is joods, een boeddhistisch gebruik
Maar de namen van heiligen, de heilige geschriften e.d. die bij die religie horen, schrijf je weer wel met een hoofdletter: God, Allah, de Bijbel en de Koran, Paasfeest, Kerstmis, Ramadan.
Er is dus een verschil tussen Bijbel (het heilige geschrift) en de bijbel die je in de boekwinkel koopt. En tussen een Jood (iemand van het Joodse volk) en een jood (iemand die het joodse geloof aanhangt).
Wil je er meer van weten?
Tot zover de hoofdlijnen waarmee je al een heel eind komt. Maar het Nederlands zou het Nederlands niet zijn als het hiermee klaar zou zijn. Er zijn nog diverse aanvullingen en uitzonderingen. Wil je daar meer van weten, kijk dan eens op de website van Onze Taal of de Taalunie.